“En hoe noem je dat?”. De vragende blik van mijn tafelgenoot was goud waard. “Oeil de boeuf,” herhaalde ik. We zaten op een terrasje in de Jan Breydelstraat, schuin tegenover het schitterende gebouw waar het Designmuseum van Gent in huist. De zandstenen gevel van Hotel De Coninck is een toonbeeld van 18de-eeuwse symmetrie. Ferdinand De Coninck was een linnenhandelaar die overal in Europa ging netwerken, en dichtbij de haven (de Gras- en Korenlei) wilde wonen. Op de plaats waar nu vooral toeristen worden geladen en gelost, kwam toen ook al de rijkdom van de stad binnen… Het geluid van paardenhoeven op kasseien – een koets met toeristen – had me even naar twee eeuwen geleden ontvoerd. Tot het geluid van een raam dat werd geopend me abrupt deed ontwaken. Het was een van de schitterende ronde ramen boven in de gevel van het Designmuseum die – na een lange winter – werden ontsloten. Een “oeil de boeuf”, zo heet dat. Mijn gesprekspartner had er nog nooit van gehoord. Maar op weg naar ons Engel&Völkers-kantoor spotte hij plots het ene na het andere exemplaar, verrast dat ons pand zelf er vijf telt. In de stad kan je maar beter arendsogen hebben.